De bouw van een tweede Lutherse kerk aan de Westgracht in 1854 is nog steeds met enige geheimzinnigheid omgeven. Vast staat dat de steenrijke reder en scheepsmagnaat J.Th. Zur Mühlen sturend is geweest in het initiatief om tot een tweede lutherse gemeente te komen. De vraag blijft wat de reden is geweest tot oprichting van een tweede gemeente. Was het een prestige kwestie van de scheepsmagnaat? Wilde het groepje initiatiefnemers een lutherse gemeente met een andere ligging? Het geld kwam er in elk geval om een kerkgebouw neer te zetten. In de financiering van de bouw zal Zur Mühlen, die samen met zijn zoon zitting had in de eerste kerkenraad, ongetijfeld hebben bijgedragen, maar er kwam ook nog een beetje rijkssubidie. Er werd een bijzonde achtkantig kerkgebouw neergezet met voldoende zitplaatsen. De nog nieuwe gemeente begon optimistisch met de gedachte dat de groei van de stad zou leiden tot groei van de gemeente. Op het moment van inwijding van de kerk telde de tweede lutherse gemeente slechts 30 belijdende leden. De gemeente werd vanaf 1856 geleid door proponent J. Stephanus die later als predikant bevestigd werd. Vanaf 1856 waren er dus twee lutherse gemeenten in de stad. De wat meer behoudende lutherse gemeente aan de Middenstraat, geleid door ds. Sonstral en de nieuwe wat meer vooruitstrevender gemeente aan de Westgracht, geleid door ds. Stephanus.
De nieuwe gemeente aan de Westgracht werd geen florerende gemeente. De optimistische groeiverwachtingen bleven uit en werden getemperd door de aanleg van het Noordzeekanaal in 1876 die een economische ramp was voor Den Helder. Bovendien waren er grote financiële problemen voor de kleine luterherse gemeente aan de Westgracht. Na synodale bemoeienis werd in 1880 besloten de gemeente op te heffen.
- Lutheranen aan het Marsdiep, Schendelaar
- Levend Verleden, uitgave 2016